De sappige ‘Annie Elisabeth’ appel groeit sterk en is vrij oneisend.
Met de ‘Annie Elisabeth’ appel krijg je een zeldzame en ongecompliceerde boom in de tuin. De eisen aan bodem- en lichtomstandigheden zijn laag, de tolerantie voor ziekteverwekkers is hoog en de smaak is ook een verfrissend genot.
‘Annie Elisabeth’ appel: Profiel
Synoniem | ‘Carter’s Seedling’, ‘Sussex Pippin’ en anderen |
Vrucht | Grote, platte ronde, gladde huid, geel, rood gestreept aan de zonnige kant, lichtgroen vruchtvlees |
Smaken | Sappig, licht pittig en wijnachtig, licht zoet |
Opbrengst | Massadrager, kan fluctueren |
Oogsttijd | Oktober |
Volwassenheid voor plezier | Vanaf december |
Houdbaarheid | Tot april |
Groei | Sterke groei |
Klimaat | Niet veeleisend |
Ziekten en plagen | Gezond, robuust, korstvrij |
Oorsprong en geschiedenis
Er zijn twee verhalen over de oorsprong van de naam van de ‘Annie Elisabeth’ appel. Of de naam is gebaseerd op de vroegtijdig overleden dochter van de fokker Samuel Greatorex, of de twee dochters van de eigenaar van de kwekerij, op wiens velden de appel groeide, werden Annie en Elisabeth genoemd. Wat zeker is, is dat Samuel Greatorex in 1857 in Leicester, Engeland, de ‘Blenheim Orange’ kruiste met een andere, onbekende variëteit. Lange tijd was het van de markt verdreven, maar nu geniet het oude appelras ‘Annie Elisabeth’ hernieuwde populariteit.
Trouwens: Omdat de ‘Annie Elisabeth’-appel uit Engeland komt, is hij daar bekend onder de volgende synoniemen: ‘Carter’s Seedling’, ‘Sloto’, ‘Slotoaeble’, ‘Slotrable’, ‘Slotraeble’, ‘Sussex Pippin’ en ‘The George’.
Appelras ‘Annie Elisabeth’: smaak en eigenschappen
Met een gemiddelde breedte van ongeveer 8 cm bij een hoogte van 7 cm is de platte ronde ‘Annie Elisabeth’ appel een van de middelgrote tot grote vruchten. Het heeft een gladde, licht glanzende schaal met goudgele kleuring, aan de zonnige kant ontwikkelt het roodachtige strepen. De groenbruine kelk is vrij gesloten, los en behaard. De meestal houtachtige, dunne steel is ongeveer 12 mm lang en middelzwaar dik. Een lichte roestvorming is zichtbaar in de steelholte. Het kernhuis staat wagenwijd open. Het vruchtvlees is delicaat groenachtig, fijn en sappig. De smaak wordt over het algemeen beschreven als licht pittig en wijnachtig en zuur met een vleugje zoetheid.
Speciale kenmerken van teelt en verzorging
Een sterke, bossige, robuuste groei is typerend voor de ‘Annie Elisabeth’ appel. In 10 tot 20 jaar bereikt het zijn uiteindelijke grootte van 4 tot 8 m in hoogte en breedte – afhankelijk van op welk substraat het groeit. Er worden geen speciale eisen gesteld aan de vloer. Diepe, voedselrijke, vochtige, maar goed gedraineerde, neutrale bodems op een beschermde, zonnige locatie hebben de voorkeur. Sterk zure of zeer kalkrijke bodems zijn ongeschikt, net als een permanent schaduwrijke locatie. Meestal bloeit de boomtop in mei in sterk roze. Handig is dat de ‘Annie Elisabeth’-appel deels zelfvruchtbaar is, maar kruisbestuiving wordt aanbevolen voor een succesvolle opbrengst. Het uitdunnen van de bloemen in het late voorjaar of de vruchten in de vroege zomer is raadzaam om de fruitkwaliteit en -grootte te verhogen en om afwisselende, d.w.z. fluctuerende opbrengsten, te voorkomen. Een of twee keer per jaar moet je de appelboom kappen.
De ‘Annie Elisabeth’ appel is vrij tolerant voor koude en vochtige klimaten. Mogelijke problemen kunnen bladluizen, wolluizen, kabeljauwmotten, rode spintmijten of roofdieren veroorzaken. Hij is niet uitzonderlijk vatbaar voor de gebruikelijke appelziekten.
Oogsten en gebruiken
De ‘Annie Elisabeth’ appel behoort tot de winterappels. Afhankelijk van het weer zijn de vruchten rond oktober plukbaar en vanaf december klaar voor consumptie. De appels blijven tot april koel bewaren. Als tafel- en boerderijappel wordt het gebruikt als kook- en sapappel.
Om ervoor te zorgen dat er niets misgaat tijdens de teelt, hebben we onze expertsTips voor de appelboom voor jou samengevat hier.
Inhoudsopgave